Reisverslag: Nepal, Tibet en Qatar
Nepal: Kathmandu Bhaktapur en Nagarkoten
Op druk Schiphol al gelijk ruim een half uur vertraging, omdat er filevorming boven Frankfurt was. In Frankfurt overgestapt voor het vliegtuig naar Doha, Qatar. Daar alvast een voorproefje van de warmte, aangezien het er om tien uur ‘s avonds nog 32 graden was. In Doha weer overgestapt voor de vlucht naar Kathmandu. Bij aankomst een lekkere chaos, met name bij de bagageafhandeling, waar je je eerst door vier rijen koffers moest wringen voor je bij de (overvolle) bagageband stond. Bij de uitgang allemaal behulpzame mensen die duidelijk op commissie basis van hotels werkten. Er was een systeem van prepaid taxi’s met vast prijzen voor delen van de stad, wat weer een hoop geonderhandel scheelde. Bij het wrak dat mijn taxi moest voorstellen stond een breed lachende chauffeur te wachten, die nog geen 18 leek maar wel goed bleek te kunnen rijden. Dat was wel zo prettig aangezien Kathmandu een grote verkeerschaos is. Nu een half uur slalommen toch nog zonder aanrijding bij het hotel aangekomen. De hotelfoto’s op hun website waren blijkbaar tien jaar geleden genomen. Desondanks een aangenaam hotel.
Aankomen in Nepal is al gelijk een cultuurschok, aangezien je om je heen een hoop armoede ziet. De eerste dag in Kathmandu stralend weer en maar gelijk naar het centrale plein gegaan. Hoewel het plein op drukke doorgaande wegen ligt, heft men er toch toegang. Strategisch heeft men wat hokjes neergezet om de toeristen (of beter gezegd: iedereen die er niet uitziet als een Nepalees te kunnen spotten als ze langslopen). Het Durbar Plein staat echter wel op de Werelderfgoedlijst van UNESCO en is erg de moeite waard. Niet alleen voor de tempels op het plein, maar ook al het gekrioel van mensen die je mooi vanaf trappen een van de tempels kunt gadeslaan. Opvallend weinig westerse toeristen. Ook leuk zijn de smalle straatjes er omheen, meestal volgepakt met winkeltjes. Erg druk en je wordt enigszins doof van de brommers, motoren en taxi’s die zich al toeterend door de massa’s proberen te persen.
Mijn reisgenoten bleken in een ander hotel te zitten, dus maar weer verhuisd. Wel op Nepalese wijze, te weten met bagage en al per fiets riksja. Vlakbij de stad ligt de erg mooie stoepa van Bodnath, de antieke koningsstad Petan. Bij het hindoetempelcomplex Pashupathinath, waar twee dagen eerder serieuze oproer was tussen Maoïsten en Hindoes (zie krantenbericht) , zodat we ons daar eerst – net als bij andere religieuze plaatsen – door een haag bewapende oproerpolitie moeten banen. Weer snel weg, aangezien er een erg onaangename zweer hing. Per taxi terug naar het hotel in Kathmandu. Gezien de dodemansrit zonder enige toepassing van verkeersregels en veel near misses, hadden we waarschijnlijk de ergste en meest brutale taxichauffeur van de stad, hoewel iedereen die in Kathmandu een taxi neemt hetzelfde vindt.
Onderweg naar Nagarkot nog Bakhtapur bezocht. Een nog echt authentiek stadje. Om het stadje in te mogen moest door buitenlandse toeristen wel weer toegang worden betaald. Erg leuke steegjes en pleintjes, waarvan twee met tempels. Je waant je daar alsof je ergens in de oudheid zit. Ook was er een pleintje vol met gebakken potten, iets waar het stadje om bekend staat. Boven op een berg nog een oude hindoetempel (Changu Narayaneen) bezocht en van daaruit verder een wandeling door de bergen gemaakt. Wel lekker rustig en ontspannend na de drukte van Kathmandu, ondanks de stortbuien onderweg en de daardoor soms wel erg glibberige paden. Door naar Nagargot (op 2300m) via een slingerweg door de bergen. ‘s Avonds vanuit het hotel (bovenop een heuvelrug), helaas weinig zicht op de bergen, maar bij zonsopgang (05:00) werd dat weer ruimschoots goedgemaakt met een spectaculair uitzicht over een deel van het Himalayagebergte.
‘s Morgens vroeg vertrokken naar de grens via een slingerweg langs snel stromende rivieren door een heel groen en nat landschap. In de buurt van de grens eerst een cursus Chinese-grens-oversteken gehad, aangezien dat nogal wat inspanning vergt. In het kort komt het er op neer dat je niets moet meenemen dat de Chinese overheid vervelend vindt (zoals foto’s van de Dalai Lama, Tibetaanse gebedsvlaggetjes e.d.), je vooral serieus moet blijven kijken en vooral niet teveel moet zeggen. Aangekomen in het grensplaatsje Kodari, bleek het er een grote chaos te zijn en een drukte van de belang. Je vraagt je af waar alle mensen en de vele vrachtwagens ineens vandaan komen, aangezien we op weg daar naartoe vrijwel geen ander verkeer tegenkwamen. De Nepalese grens ging vrij soepel: een formuliertje invullen, sticker en stempel en klaar is kees. Aan de feitelijke grens bleek helemaal niemand te controleren, hoewel er een doorlopende stroom van personen was die met allerlei goederen (meestal grote pakken op de rug) passeerden.
Tibet (China): Zhangmu, Nyalam, Tinggri, Sakya, Shigatse, Gyantse, Samye en Lhasa
Aan de Chinese grens ging alles een stuk formeler, want men stond men strak in gelid ons op te wachten. Blijkbaar vormen alleen westerse toeristen een gezondheidsrisico, aangezien alleen wij onder de temperatuursensor door moesten lopen (i.v.m. varkensgriep) en de honderden lokalen blijkbaar niet. Dat terwijl de meeste lokalen er op z’n zachts gezegd er niet erg gezond uitzagen (al was dat onder de laag vuil niet altijd objectief te bepalen). Na de temperatuurscan was het tijd voor de bagagescan. Ook die werd speciaal voor ons aangezet, terwijl de lokalen er met tonnen goederen omheen liepen. Daarna werd door militairen strak in pak onze bagage nog een grondig handmatig doorzocht. Men was blijkbaar alleen op zoek naar plaatjes in reisgidsen van de Dalai Lama, Tibetaanse gebedsvlaggetjes e.d. Dat laatste kwam een groepje toeristen twee dagen eerder duur te staan: hun visum werd ingetrokken. Voor de zekerheid voor de grens alles wat aanstoot zou kunnen geven weggegooid of weggegeven. Laatste stap was de paspoortcontrole. Ook dat verliep soepel. Alles verliep erg correct en onze tassen werden ook netjes weer ingepakt.
Ons bagage werd gesjouwd van grens naar grens en bus naar bus door lokale dragers. Beetje dubbel als je die kleine mensen 30kg en meer aan tassen op hun rug ziet dragen, maar broodroof als je ze niet inhuurt. Het is voor veel mensen daar hun enige bron van inkomsten. Even spannend of alle bagage wel meekwam, maar alles ging goed. Eenmaal buiten bleek het aan de Chinese kant van de grens al bijna net zo’n chaos te zijn als aan de Nepalese kant. De stromende regen hielp daarbij niet echt. Eenmaal in de volgende bus bleek de weg wel heel erg slecht te zijn (deels ook door aardverschuivingen) en door werkzaamheden was er op bepaalde stukken alleen verkeer in een richting tegelijk mogelijk. Onze buschauffeur wilde blijkbaar niet wachten en reed samen met wat andere wagens een lange rij – op tegenliggers – wachtende vrachtwagens voorbij totdat hij op tegenliggers stuitte. Even naar de zijkant uitwijken/ ritsen was er op de smalle weg niet bij, zodat alle wagens in z’n achteruit alsnog helemaal achteraan de rij van wachtende vrachtwagens moesten aansluiten. Al met al duurde dat zeker een half uur. Schijnt altijd zo te gaan. Na een paar uur heen en weer geschud te zijn, komen we opeens op een splinternieuw geasfalteerde weg terecht: de Friendship Highway. In feite is het bedoeld voor het leger om zich snel te kunnen verplaatsen.
Eerste stop in Tibet is Zhangmu, een niet al te idyllisch plaatsje. We worden met kaarslicht in het hotel ontvangen, aangezien de stroom in de hele regio blijkt te zijn uitgevallen. Later blijkt ook dat de waterleiding niet werkt, wat niet erg praktisch is als je naar de WC moet of je wil wassen. Door de straten worden door schapenherders grote kuddes schapen gedreven, die blijkbaar voor de slacht in Nepal bedoeld zijn. Bijzonder gezicht. De herders zijn vaak dagen onderweg. Volgende dag snel weg en verder de hoogte in. Ter preventie van hoogteziekte moeten we heel veel drinken (1 liter per km die je stijgt) en slikken we het preventieve zware medicijn Diamox. Omdat je in het begin het vocht niet vasthoud moet je erg vaak naar de WC. Volgende overnachting is in Nyalam. Eerst even melden bij de politie. Weer een dorpje van 1 straat. Een hotelkamer met WC, maar helaas werkte die niet, zodat je was aangewezen op een gat in de grond in een bijgebouwtje, die je moest delen met alle andere hotelgasten. Authentieke kamer met houten bed en een als hout voelend matras, die een luide “krak” gaf toen ik erop ging zitten. Aan het plafond hing een soort karton, dat deels naar beneden kwam toen ik een vlieg om zeep probeerden te brengen. In het dorpje weer nauwelijks andere toeristen. In de straat een verscholen restaurantje gevonden op de tweede verdieping die via wel heel gammele en krakende trap bereikbaar was. Na uitgebreid getafeld te hebben was schade pp inclusief drinken nog geen 3,5 euro. Duidelijk bezet gebied, blijkend uit het de Chinese militaire kazerne die in het Tibetaanse dorpje gevestigd was, met luidruchtig appel en ander machtsvertoon. Iets wat we later in meer plaatsen tegenkomen, zoals in Nyalam. Nyalam ligt net boven de boomgrens. Kinderen sjeesden daar op zelfgemaakte karretjes van de heuvel (hoofdstraat) af, verder weinig te beleven. Voor ontbijt was er maar in keuze mogelijk. Weer snel verder getrokken.
Verder trekkend vallen langs de route vallen de vele door de Chinezen verwoeste kloosters op de bergwanden op. We gaan flink de hoogte in en na de eerste pas klaart het weer op en hebben we na de regenbuien een mooie blauwe hemel met een paar wolkjes. We passeren passen van ruim 5200 meter hoog. Iets wat je wel voelt: alles gaat een stuk moeizamer en je bent snel buiten adem. Bovenop de passen is het erg kleurrijk door de honderden Tibetaanse gebedsvlaggetjes. Door het mooie weer ook een adembenemende 360 graden uitzicht op de Himalaya. Erg mooi. Je reist letterlijk over het dak van de wereld. Overnachting in Tingri op 4550m hoogte. Gelukkig zelf geen last van hoogteziekte. Mooi uitzicht op hoge bergtoppen door het mooie weer. Het duurde even voordat we doorhadden dat we naar de volledig wolkenloze top van Mount Everest keken, met 8850m de hoogste berg in de wereld. Een dergelijk blik is niet veel reizigers gegund, aangezien er vaak wolken rond de top hangen. Volgende dag door naar Sakya. Onderweg brengen we nog een bezoekje aan de familie van onze (staats-)gids, die in een klein typisch Tibetaans dorpje woon in een traditioneel huis. Heel bijzondere ervaring, compleet met yak-boterthee (naam zegt al genoeg over de smaak). Normaal mag je van de Chinese overheid niet in een Tibetaans huis komen zonder speciale toestemming, maar die hadden we niet nodig aangezien in het dorpje gaan Chinese militairen of politieagenten waren gevestigd.
Aangekomen in Sakya valt gelijk een enorme vesting op, dat het Sakya Klooster bleek te zijn. We hadden geregeld dat we ‘s morgens vroeg, voordat het klooster voor het publiek overging, al in mochten om de ochtendceremonie bij te wonen. Wel heel indrukwekkend. Binnenkomen was echter niet zo makkelijk, want om 07:00 aan de poort, was er niemand die opendeed. Een rondje rond de vesting gelopen op zoek naar een andere ingang, maar die was er niet. Terug bij de ingang werd toch de deur gelukkig alsnog voor ons geopend. Ook een paar tempeltjes tegen de berghelling bezocht. Bleek nog een behoorlijke klim te zijn doordat we op hoogte zaten. Bij het avondeten een kat in de keuken gehoord, dat blijkbaar later op het bord van een van de andere gasten belandde. Daarna weer een paar hoge passen, waarvan een van 5200m. Ook weer vol met gebedsvlaggetjes en weids uitzicht. Een knalblauwe hemel. Mooi, maar op die hoogte betekent dat dat je extreem snel verbrand. Goed insmeren dus en een petje op. Nog onderweg een grot bezocht. Althans, dat was de bedoeling. Gezien het verroeste slot waarmee de ingang was afgesloten, was daar al lange tijd niemand meer in geweest.
Naarmate we verder van de Nepalese grens komen, zie je meer Chinese invloeden. Shigatse is de tweede stad van Tibet en als je er binnenrijdt waan je je in een doorsnee Chinese stad met veel herrie, verkeer en eenheidsworst lelijke architectuur. Het Chinese deel van de stad is aanzienlijk groter dan het Tibetaanse en het schijnt dat het Tibetaanse deel steeds kleiner wordt. Wat ook opvalt is dat je in het Chinese deel het moderne China ziet, terwijl er in het Tibetaanse deel nauwelijks gemotoriseerd verkeer is en men duidelijk nog aan de oude gewoontes (incl. kleding) vasthoudt. In de stad staat het enorme nog operationele Tashilunpo-Klooster uit 1447, waarin nog zo’n 600 monniken leven (vroeger 3000…). Het is de residentie van de Pachen Lama, die is aangesteld door de Chinese overheid (en dus geen dingen doet die de Chinese overheid in verlegenheid kan brengen…). Groot klooster met erg mooie tempels. In de tempels mocht niet gefotografeerd worden, maar voor een bedrag vanaf 7,50 euro per tempel ineens weer wel. Voor het fotograferen in de mooiste tempel moest 15 euro worden neergeteld en als je er wilde filmen kostte je dat maar liefst 150 euro (!). Heel bijzonder was ook het bekijken van de vele pelgrims die aan je voorbijtrokken, waarvan een deel zich met het hele lichaam op de grond werpen om met hun hoofd de heilige grond aan te raken. Rond het klooster nog de pelgrimroute (Kora) gelopen, die vol staat met gebedsmolens.
Vanuit Shigatse lange reis naar Samye. Wel erg mooie route over hoge bergpassen (weer een boven de de 5000m), met gletsjers aan beide zijden, rivieren, stuwmeren en het turkooize Yamdrok Tso-meer. De laatste hoge bergpas had wel een mooi uitzicht, maar bleek een omgebouwd te zijn tot een Chinees pretpark, waar je o.a. ook met versierde Yaks (groot harig soort koe) op de foto kon. Uitstappen bij de bergpas kost je 3 euro pp, dus maar snel doorgereden naar een net zo mooi maar rustieker uitzichtpunt. Langs de buitenwijken van Lhase rijdend waan je eerder in China dan in Tibet. Na nog een uurtje rijden aangekomen bij de heilige Yarlung-Tsangpo rivier zou een bootje ons oppikken, maar bij aankomst was er uiteraard geen bootje te bekennen. Na een half uurtje kwam er alsnog een bootje. Als buitenlanders moesten we een zwemvest aan, wat gezien de staat van het bootje ook wel passend was. Ruim een uur al zigzaggend varend naar de overkant. Wel ontspannend, al brandde de zon flink. Daarna overstappen op een busje voor een stuiterritje over een onverharde weg naar Samye. We zouden eigenlijk in het gastenverblijf van het Samyeklooster overnachten, maar door nieuwe regelgeving van de Chinese overheid was dat niet meer toegestaan. Daarom werden we ondergebracht in het 50 meter verder liggende Monastry Guesthouse. Dat Guesthouse had tijdens de sluiting van Tibet een volledige renovatie ondergaan. Bij aankomst bleek echter dat er niet genoeg kamers waren (2/3 van het hotel leek echter leeg te staan) en aangekomen op de kamer bleek dat ze bij de renovatie de sanitaire voorzieningen waren vergeten. Voor de hele etage was er een gemeenschappelijke toiletruimte en de wasbakken waren blijkbaar nog niet gearriveerd.
Er waren best wel wat restaurants in het dorpje, maar er bleek er maar een geopend te zijn. Duurde “even” voordat we ons eten hadden. Gelukkig tijd genoeg om een groot deel van de aanwezige vliegen om zeep te helpen. ‘s Morgens de ochtendceremonie (Chiante) in het klooster bijgewoond. Weer hele bijzondere ervaring, compleet met gemmum en muziek van de monniken. De kloosterleraar hield alles scherp in de gaten, met name of men wel meedeed en niet stiekem zat te slapen. Het complex zelf was wel aardig en omgeven door een volledig cirkelvormige muur. Per stuiterbus weer terug naar de rivier en met het bootje naar de overkant. Behoorlijk stuk rijden naar Lhasa. Naarmate je dichter bij Lhasa komt heb je steeds minder het gevoel dat je in Tibet zit: alles doet erg Chinees en modern aan. Zowaar een splinternieuwe tunnel door de bergen en een nieuwe brug over de rivier. Gelijk vallen de gewapende militairen op die aan de ingang van de tunnel en op de brug staan. Lhasa is een behoorlijk grote stad en het dan ook nog een stuk rijden voordat we het centrum bereiken. IJkpunt is wel het Potalapaleis dat op een heuvel boven de stad torent (zie foto). Tot zover eigenlijk een doorsnee Chinese stad, totdat we de Tibetaanse wijk bereiken. Op elk kruispunt is politie te vinden en voor elk steegje staan gewapende ordetroepen. Rond de centraal gelegen Jokhang tempel staan er ook militairen op de daken het publiek in de gaten te houden. Hoewel dit duidelijk bezet gebied is, hangt er geen dreigende sfeer.
Lhasa is voor het grootste deel een typisch doorsnee Chinese stad. Er is ook een Tibetaanse wijk, maar die lijkt steeds kleiner te worden. Het centrum van de oude stad wordt gevormd door het Tibetaanse Jokhangplein. Aan de rand daarvan begint de Chinese versie van de PC Hooftstraat, aan de andere zijde ligt te Jokhagtempel en de Tibetaanse wijk. Rond de tempel loopt de pelgrimroute. De hele dag vindt je er een onophoudelijke stroom pelgrims die – gekleed in traditionele Tibetaanse kleding – de route kloksgewijs afleggen. Een waar schouwspel dat aan je voorbij trekt. Voor de tempel zijn er pelgrims te vinden die zich met hun volle lichaam op de grond werpen met hun gebeden. Voor de pelgrims – die voor het grootste deel van dorpen/ dorpjes ver buiten Lhasa komen – moet het een vreemde gewaarwording zijn als ze door de moderne Chinese winkelstraten lopen in de stad. Het is een extreem contrast tussen de traditioneel levende Tibetaanse pelgrims en de moderne Chinese stadscultuur. Hele aparte gewaarwording. Gezichtsbepalend voor Lhasa is de boven de stad trotserende Potala (zie foto), het paleis van de Dalai Lama. Tegenwoordig een Chinees staatsmuseum met door de overheid zorgvuldig geselecteerde monniken. Je moet een week van tevoren reserveren om er een bezoek aan te mogen brengen. Hoewel delen erg mooi waren, heb je af en toe toch het idee in een Chinees attractiepark te zitten compleet met hekjes, plastic folie ter bescherming en kippengaas om doorheen te kijken. Ook erg veel nepspullen/ imitaties. De ongeïnteresseerde toezichthoudende monniken waren of aan het slapen of aan SMSen. De Jokhang Tempel was zeker een bezoek waard, hoewel van wat je er ziet er ook veel nep/imitatie blijkt te zijn. Mooi dak ook met leuk uitzicht.
Het is ondertussen alweer een paar dagen later en in de straten zijn duidelijk meer militairen te zien, die ook in groepjes door de stad marcheren. Ook rijden er ‘s avonds pantservoertuigen & night-video-wagens rond en legertrucks met daarop staand militairen die de omgeving in de gaten houden. In de straten in de oude stad en op alle beetje kruispunten posten militairen. We horen dat de grenzen van Tibet over drie dagen voor 10 dagen worden gesloten (zie krantenbericht) en dat alle toeristen Tibet dienen te verlaten. Het heeft te maken hebben met de komende viering van het 60-jarig bestaan van de Volksrepubliek China. We hebben gaan dus – gepland – net op tijd hier weg. In het internet café waar ik zit ook een militair die in de gaten houdt of de aanwezige – grotendeels computerspelletjes spelende – jeugd geen verkeerde dingen doet. Terwijl we naar het vliegtuig rijden, rijdt er een colonne legertrucks de stad in en zien we ook dat er wegversperringen worden opgezet. De Chinese willen ons blijkbaar snel kwijt, want binnen mum van tijd zijn we door alle controlepunten op het vliegveld. Eenmaal in het vliegtuig, komt het vliegtuig ook al in beweging hoewel er nog zeker 20 mensen in het gangpad staan op zoek naar hun zitplaats.
Qatar: Doha
DohaMooie vlucht over het Himalaya gebergte, met als bonus vrij uitzicht op Mount Everest. We komen een uur eerder aan in Kathmandu dan we vertrokken uit Lhasa, aangezien het in Nepal twee uur en vijftien minuten tijdsverschil is. Op de luchthaven was het bij de bagagebanden weer dezelfde chaos als de eerste keer, waarschijnlijk omdat men maar twee bagagebanden in gebruik heeft en willekeurig bagage lost op een van die twee. In Kathmandu brandt de zon weer lekker en door de hoge luchtvochtigheid is het er weer flink zweten. Bezoekje gebracht aan de Tempel van Swayambunath, ook wel de apentempel genoemd. Aan de voet van de tempel staan al wat apen te posten, klaar om mensen aan te vallen die zo dom zijn om etenswaren mee te nemen. Maar met een boogje omheen gelopen. Flinke klim naar boven, maar boven wel mooi uitzicht. Rond de stoepa weer erg veel gebedsvlaggetjes. In de vallei van Kathmandu ook bezoekjes gebracht aan Kucchay en Kirtipur. Hoewel de plaatsjes hemelsbreed niet zo ver uit elkaar liggen, bleek bij onze wandeling dat de een op de ene berg lag en de andere op een andere. Flinke wandeling, ook omdat we niet al te beste route aanwijzingen hadden gekregen. In het gebied verder geen andere toeristen gezien en veel bekijks gekregen van de lokale bevolking. Terug in de Thamel – de toeristenwijk van Kathmandu – valt op hoe weinig toeristen er eigenlijk zijn. De vele winkeltjes, hotels, reisbureautjes en restaurants lijken dan ook weinig klandizie te krijgen.
Terug op het vliegveld snel door alle controles. Vliegtuig was op tijd, maar aangezien er maar een start/ landingsbaan is duurde het even voor we konden opstijgen. Comfortabele vlucht van vijf uur naar Doha (Qatar). Hoewel het een moderne luchthaven is moet je toch per bus naar de terminal. Vlot door de paspoortcontrole en daar ter plekke een visum geregeld. Eenmaal buiten, loop je direct tegen een hittemuur op. Hoewel het eind september is, is het hier nog een graad of 40. Bij de uitgang erg behulpzame mensen die wel even een limousine voor me wilden regelen. Toch maar een (stuk goedkopere) taxi genomen. Het hotel stond in een niet erg aantrekkelijke buurt (veel beton en bouwputten), wat is Doha eigenlijk voor vrijwel alle buurten opgaat. Op het midden van de dag is het eigenlijk te heet om rond te wandelen, wat dan ook verder niemand leek te doen. Na een uurtje ronddwalen, snel weer terug naar de airco in het hotel. Tegen het einde van middag kwam de stad weer wat tot leven, met name langs de Corniche (een soort boulevard langs de baai) en in/ rond de souqs. Rond de souqs was het eigenlijk best gezellig met de vele terrasjes (compleet met waterpijpen) die tegen zonsondergang werden opgezet en goed werden bezocht door zowel lokale Qatari (omvat maar 30% van de lokale bevolking), expats en toeristen. In de souqs (traditionele overdekte markten) was het heerlijk koel.
In Doha bleek verder weinig te beleven. Voornaamste andere attractie is shopping in een van de grote overdekte winkelcentra. Nog aardig fris daar met de airco aan, maar wel weer praktisch voor de schaatsbaan die in het midden van een van de shopping centers was aangelegd. Vertier is er ook ten zuiden van Doha. Ze noemen het hier Dune Bashing. Het komt er op neer dat je met een 4×4 aangedreven wagen over, langs en door de zandduinen scheurt. Erg leuk. Onderweg nog wat leuke uitzichtpunten, aangezien de zandduinen direct aan de Golf liggen. Ook is er een binnenzee, waar je aan de overkant Saudi Arabië kan zien liggen. Na wat gebabbeld te hebben met onze chauffeur, gelijk maar even buiten de touroperator om geregeld dat hij mij nog een dagje rondrijdt door het land. Veel bleek er niet te zien. In een dag kun je het hele land doorkruizen. Erg veel nieuwbouw in aanbouw en aan de kust hetgeen Qatar rijk heeft gemaakt: enorme Petroleum raffinaderijen. De stukjes strand ernaast doen wat troosteloos aan. In het tussengebied veel dor en stoffig terrein. De splinternieuwe (uitgestorven) vierbaansweg die van Doha naar de westkust loopt, blijkt te zijn aangelegd en eigendom te zijn van een sjeik. Normale zielen zoals wij mogen er ook gebruik van maken als de sjeik er niet over rijdt. Voor de bezinekosten hoef je het niet te laten: 20 cent per liter. Ook nog een bezoekje gebracht aan het – in the middle of nowhere liggende – al Zubarah Fort . Helaas zat de boel op slot en was er in de wijde omtrek niemand te bekennen. Wel mooi uitzicht op de eilandstaat Bahrein.
Slideshow van mijn foto’s van Tibet:
https://youtu.be/9aRX_L1tC7Q
Slideshow van mijn foto’s van Nepal:
https://youtu.be/31KyZ-tbOqU