Reisverslag Libanon, Syrië en Jordanië
Beiroet – Baalbek – Anjar – Beitedinne – Sidon – Tyre – Jeitta – Byblos – Bcharre – Tripoli – Krac des Chevaliers – Hama – Apamea – Aleppo – Deir al Zur – Mari – Doura Europos – Palmyra – Damascus – Amman – Jerash – Madaba – Mt. Nebo – Dode Zee – Kerak – Petra – Wadi Rum – Aqaba – Amman
Libanon
Vlotte reis naar Beirut. Voor vertrek werd nog uitgebreid gecheckt of je geen stempels van grensplaatsen met Israël in het paspoort had, want dan kom je o.a. Syrië niet in. Om 02:00 aankomst op een rustig vliegveld, waar maar liefst 1 loketje open was waar men en het visum (lees: postzegeltje van 15 euro) moest kopen en wat gelijk ook de enige bank bleek te zijn om je geld te wisselen. Gelukkig al enige ervaring, dus gezorgd voor in de rij te staan. Behalve een kortere wachttijd (de rest van het vliegtuig moest ook nog) kun je dan ook nog kleine coupures krijgen. Die zijn vaak al snel op.
03:00 In het hotel en om 09:00 weer op om naar de Bekaa Vallei te gaan. Er leek slecht een enkele weg naartoe te leiden, maar gelukkig was het zondag ook een rustdag in Libanon. Veel militaire controleposten onderweg. De Bekaa Vallei bleek op 1000 meter hoogte (?) te liggen tussen het Libanon en Anti-Libanon gebergte. Bijzonder van deze Vallei is dat de bergen de wolken tegenhouden, waardoor er minimaal 250 wolkenloze dagen in het jaar zijn. Uiteraard regende het toen wij er waren. en moesten we aanhoren hoe we boften dat we regen daar meemaakten… Hoofdbestemming was Baalbek, een van de grootste Romeinse complexen in de wereld. Erg indrukwekkend, met o.a. gigantische pilaren. Foto’s helaas in regenachtig weer (wat weer wel heel uniek schijnt te zijn….). Daarna nog naar – het ineens weer zonovergoten – Beit Ed-Dine in het Choef-gebergte geweest en daar Chateau Moussa bezocht. O.a met leuke gangetjes, erg mooie mozaïeken, tuin en het badhuis.
Op de terugweg naar Beirut kwamen we vast te zitten in een of andere verkiezingsbijeenkomst. Behalve veel rode of blauwe vlaggen, t-shirt en petjes, was er ook een groot aantal zwaarbewapende militairen op de been, compleet met pantserwagens en lichte tanks. Schijnt normaal te zijn. ‘s Avonds op weg naar een eettentje gegaan. Bleek nog niet zo makkelijk te zijn als je geen Winpy, Mc Donalds of Quick wilde. Na veertig minuten toch nog wat gevonden en een kwartier later ook de menukaart kunnen ontcijferen. Echt goedkoop is Beirut niet, bleek ook toen we naderhand nog even een grote mok koffie gingen drinken bij Starbucks.
Volgende ochtend naar het zuiden afgedaald. Aan de vele posters in het straatbeeld met o.a. Ayatollah Khomeini konden we opmaken dat we in Hizbollah gebied kwamen. Verder was daarvan weinig te merken. Wat wel erg opviel was de grote hoeveelheid BMWs en Mercedessen in het straatbeeld (een derde van het autoverkeer). Eerst naar Tyrus (Sour) geweest. Daar ook weer een grote Romeinse site bezocht met o.a. een gigantisch Hippodroom (renbaan stadium). Een deel daarvan stond nog overeind na 2000 jaar en gaf je een goed beeld hoe het er uitgezien heeft. Daarna na een korte blek op de Fenicische Stad (ook Romeins) geslenterd door de Soeks en de haven. In de verte was het grensgebied met Israël te zien. maar niet naartoe gegaan. Vervolgens naar Sidon (Saida) gereisd. Na een bezoekje aan het zeekasteel (of wat daar van over was), door de soeks gedwaald. Je kunt gemakkelijk verdwalen in de vele smalle straatjes vol met kleine winkeltjes. Veel straatjes gingen ook onder de gewelven van huizen door. Heel apart.
Terug in Beirut naar de wijk Solidere geweest. Door de burgeroorlog zijn er vrijwel geen historische gebouwen meer bewaard gebleven. Met grote snelheid is de stad weer opgebouwd, al zie je nog regelmatig gebouwen vol kogelgaten. Solidere is een nieuwe wijk op het verwoeste gebied rond de groene lijn tussen de christenen en moslims, met mooie architectuur. In de bergen de Druipsteengrotten van Jeitta (11 euro toegang) bezocht. Je waant je aanvankelijk in een of ander pretpark, compleet met kabelbaan en toeristentreintje. De (verplichte) kabelbaan bleek wel een heel kort stukje te zijn; lopend op de weg (ernaast) was het waarschijnlijk sneller gegaan. De grotten waren wel de beste tot nu toe gezien. In de bovenste kun je een flink stuk lopen, in de onderste kun je er met een bootje doorheen varen.
Vanuit Beirut naar het noorden, gaat de ene stad naadloos over in de volgende. Een bezoek gebracht aan Byblos, een van de oudste steden in de wereld (7000 jaar). Ook hier weinig toeristen te bekennen. Wel erg mooi met een groot kruisvaarders kasteel en een Romeins theater vlak naast elkaar. Vanuit Byblos de bergen ingereden. Na 1,5 uur rijden is het ineens 25 graden kouder en sta je merkwaardig genoeg met je voeten in de sneeuw. Bij Bcharre een van de laatst overgebleven cederbossen (bosje) bezocht. Sommige bomen bleken al 1500 jaar oud te zijn. Het hek zat echter op slot en de sleutelhouder was nergens te bekennen. Toen maar over het hek geklommen. Bcharre zelf bleek niet bijster interessant. Vanuit Bcharre gewandeld door de Kadisha Vallei, o.a. langs in de rotsen uitgehouwen kloosters bezocht. Bij een van de kloosters werden we verwelkomt door twee nonnen. Een van hen bleek zowaar Engels te spreken (en was zelfs al in Nederland geweest…) en nodigde ons spontaan uit voor de koffie. Hele aparte ervaring.
Aangekomen in Tripoli voor het eerst het Midden-Oosten gezien zoals je je dat voorstelt: rennen voor je leven om de straat over te steken, veel herrie en veel geuren. Al snel ben je door de vele bochtjes en zijstraten je oriëntatie kwijt. Tripoli staat ook bekend om de citadel met daarop een groot kasteel. Veiligheidsmaatregelen kent men hier niet, zodat je goed moet opletten als je een ruïne bezoekt. Na wat klauterwerk sta je ineens bovenop de buitenmuur van 1,5 meter breed met aan de ene kant 50 meter afgrond en aan de andere kant een gat van 15 meter (en stukken muur waar een deel plots mist…). Daarna op naar de grens.
Syrië
De bebouwing werd steeds troosterlozer , tot aan tentenkampen van zigeuners toe. De grens zelf bestond uit grote betonnen poorten waar je doorheen moest rijden. Het verkrijgen van een exit-stempel duurde een half uur. Even verderop hetzelfde ritueel om een entry stempel te krijgen voor Syrië. Daar wat meer chaos en veel zwarte markt geldwisselaars. De stempelaar had duidelijk nog nooit van Nederland gehoord en wilde weten of dat in de buurt van IJsland lag.
Eerste stop in Syrië was Krak de Chevaliers, gelegen bovenop een belangrijke bergpas. Het was een werkelijk fantastische kruisvaarders kasteel (zie foto), waar je langs drie hoge buitenmuren moet voordat je echt binnen bent. Er langs lopend waan je je net in een film. Het kasteel is al meer dan 850 jaar oud, maar nog in bijzonder goede staat. Vanuit de commandotoren van het kasteel kun je tot ver in Libanon kijken. ‘s Avonds aangekomen in bruisend Hama, waar toevallig net het lentefestival plaatsvond. Overal gigantisch druk, maar buiten ons nauwelijks toeristen te bekennen. Het was een grote braderie met honderden tentjes waar vanuit alles van Pinda’s tot aan wasmachines werd verkocht. Op de grasveldjes werd door honderden mensen gepicknickt, sommige ook met meegenomen barbecues. Het centrum van de stad is vrij klein, mede doordat een deel in 1982 door de Syrische luchtmacht was gebombardeerd om een opstand te onderdrukken (de bomaanslag in Damascus van twee weken is opgeëist door een groepering die zich ” de martelaren van Hama” noemt… artikel ). Hama is vooral bekend om zijn Noria’s: grote houten raderen die gebruikt werden voor irrigatie en de drinkwatervoorziening via een stelsel van aquaducten. De Noria’s draaien normaal gesproken alleen gedurende een deel van de zomer, maar i.v.m. het festival waren ze nu ook in gebruik. Ze maken flink wat herrie.
Vanuit Hama de ruïnes van het Byzantijns woestijnkasteel Qasr Ibn Wordan bezocht. Blijkbaar komen er niet veel toeristen, want alles was nog op slot. Vanuit een naburig gehucht kwam de sleutelhouder aangesjokt, die ook toegangskaartjes voor 75 pond verkocht. Of dat de echte prijs was werd niet duidelijk, aangezien de toegangskaartjes klaarblijkelijk voor een heel ander museum waren. Na in en op de ruïne te zijn geweest (veel vogels), kwam hij al weer teruggelopen uit het gehucht met een ketel thee voor ons. Onderweg terug naar Hama ook nog even gestopt in Al-Srouje, een gehucht met veel traditionele kleistenen huizen in de vorm van bijenkorven. Ook daar weer bij een familie op de thee geweest. Volgende bestemming was Aleppo. Voor vertrek nog een paar grote croissants en verse fruitsap ingeslagen. Voor het fruitsap werd overal fruit vandaan gehaald voor de blender, aangevuld met wat onbestendig spul uit een emmer onder de toonbank. In Libanon betaal je voor alles bijna westerse prijzen, maar in Syrië is alles erg goedkoop (voor 5 euro kun je prima uit eten). Onderweg nog een bezoek gebracht aan het 2000 jaar oude Apamea. Erg warm, maar zeer de moeite waard. Het ticket office was verlaten. Centraal loopt een 2 km lage colonnade, waarvan veel zuilen nog overeind staan.
Aleppo bleek weer een zeer levendige stad. Het is de tweede stad van Syrië met 1,6 miljoen inwoners. Het verkeer is vrij chaotisch, al zijn er wel stoplichten (+ politieagenten die er voor zorgen dat je ook echt stopt). Ook zijn er zebrapaden, maar die lijken er alleen maar voor de sier te liggen. Ons hotel lag midden in de soeks, maar bleek overboekt te zijn. De hoteleigenaar wist wel een ander (vast familie). Dat hotel bleek wat roze van buiten en heel erg roze van binnen (muren, bedden, linnengoed en verlichting). Voor de rest erg kilo. De receptionist had blijkbaar nog nooit een Nederlands paspoort gezien en had (samen met drie andere rondhangende heren) duidelijk moeite om het niet-Arabische schrift te lezen. Weinig nachtrust en volgende ochtend gelijk weer verkast naar ons oorspronkelijk hotel. Bleek erg mooi te zijn. Aleppo zelf staat bekend om de soeks, waarin vervoer nog steeds grotendeels met ezeltjes en handkarren plaatsvindt. De soeks hebben een totale lengte van 12 km en zitten volgepakt met duizenden winkeltjes. Andere bezienswaardigheden zijn de Armeense wijk en een grote citadel hoog boven de stad. Van daaruit heb je een mooi uitzicht over de stad. Zonnebrand kwam goed van pas.
Vanuit Aleppo een lange tocht naar Deir ez-Zor, die ons grotendeels door woestijnachtig landschap voerde. Onderweg ook nog even in het verlaten Rassafa langs geweest, een vroegere voorpost van het Romeinse Rijk. Met name de stadmuren zijn nog in goede staat. Bij het kasteel van Halabiyeh aan de Euphraat rivier nog even willen stoppen voor lunch, maar gezien de hoeveelheid muggen en andere vliegende beestjes maar snel weer vertrokken. Deir ez-Zor ligt ook aan de Euphraat en de brug erover is het enige interessante van de stad. Het was behoorlijk zoeken naar ons hotel, dat ver uit de stad bleek te liggen. Deir ez-Zor is de uitvalsbasis voor Mari en Doura Europos. Mari ligt vlak bij de Irakese grens, maar van enige militaire aanwezigheid was niets te merken. Mari is een stad van 4000 jaar oud. Verrassend genoeg stond een deel van de muren van het paleis daar (zou ooit 400 kamers hebben gehad) nog overeind. Heel apart daar doorheen te lopen, met de wetenschap dat het twee maal zo oud is als het forum in Rome. Daarna in Doura Europos, een vestingstad van “slechts” 2000 jaar oud met een goed bewaarde vestingmuur van 700 meter land. Uiteraard er gelijk op geklommen. Binnen de muren was vrijwel niets meer te zien. Gelukkig nog doorgelopen naar de achterkant, waar bovenop de ruïnes van de citadel een ongekend uitzicht was over de Euphraat en de groene omgeving.
De weg naar Palmyra was erg kaal en eentonig. Onderweg nog even gestopt bij een groepje erg jonge kamelenherders. In Palmyra bleek een behoorlijk sterke wind te staan. Een paar dagen eerder bleek er nog een zandstorm te zijn geweest. Palmyra (zie foto rechtsonder) is een van de grootste archeologische sites in de wereld. Om 05:00 opgestaan voor de zonsopgang. Prachtig licht. Al snel een fotorolletje volgeschoten. Voordeel van vroeg opstaan is ook dat je praktisch alleen op de (behoorlijk grote) site bent. Samen met een gehaaste gids later op de dag nog een paar graftombes en de befaamde Tempel van Bel bezocht. Rest van de dag veel geslapen. Een internet café gevonden achter een gordijntje in een restaurantje. Twee jaar geleden was internet access hier grotendeels verboden, maar tegenwoordig kun je in elke stad na enig zoekwerk er wel eentje vinden. Access was, inclusief thee, 1,5 euro per uur. Palmyra is een van de meest toeristische plaatsen van Syrië, maar afgezien van een straatje met hotelletjes en restaurantjes merk je daar weinig van. Wel zijn er een paar kamelendrijvers, postcard, kettingen en theedoeken-verkopers op de site zelf te vinden. Op uitnodiging thee komen drinken bij een Bedoeïen-vrouw (met haar 10 kinderen) net achter de site was blijkbaar ook niet gratis. Gegeten in o.a. een plaatselijk (Bedoeïen)tentje (letterlijk) bovenop het dak van een gebouw. Bij een ander restaurantje was het opvallend hoe je met veel geschuif zoveel mensen in een ruimte kunt proppen. Zowel tafeltjes, bestek als borden werden van elders in de straat verzameld. Opvallend was ook dat je de spullen aan de wand ook nog te koop waren. Niet ongebruikelijk, aangezien eerder elders o.a. de kussens waarop we genoten van een kop muntthee ook al te koop bleken te zijn.
Vroeg op weg naar Damascus. Onderweg nog een korte stop bij het “Bagdad Café”, dat qua locatie en inrichting zo in een filmset zou kunnen passen. Damascus was al van verre te zien. Een groot deel van de stad is gebouwd tegen de helling van de Qassioun berg. Zowaar kwamen we op een heuse snelweg met rijstroken terecht. Blijkbaar weten veel automobilisten hier niet dat het de bedoeling is dat je maar een rijstrook hoort tegelijk hoort te gebruiken (het begrip richtingaanwijzer kent men hier trouwens ook niet). De oude stad is nog voor een groot deel ommuurd, inclusief stadspoorten. Helaas hebben veel gebouwen “wat” achterstallig onderhoud. Heeft op zich wel zijn charme. De oude stad is erg levendig met veel soeks. Naast de bekende smalle straatjes, zijn er een ook een paar groot opgezette soeks compleet met overkapping. Vrijdags zijn de meeste winkeltjes daarvan gesloten en veranderen deze soeks in een grote vrijmarkt van kleedjes met handelswaar. Het is er dan net zo druk. Belangrijkste bezienswaardigheid is de grote Umayyad Moskee, wet helwitte binnenplaats vol met mozaïeken. Damascus staat ook bekend om het Nationaal Historisch Museum, waar zich o.a. de topstukken uit Palmyra, Mari en Doura Europos bevinden. Erg interessant, maar erg rommelig ingesteld (sommige vitrines stonden zelf gedeeltelijk open). Soms was er geen bijschrift, soms alleen in het Arabisch, soms alleen in het Engels en soms alleen in het Frans. De toegangsprijzen (2,25 euro) van dit museum en het mooie Azem Paleis bleken te zijn gehalveerd t.o.v. vorige jaar. Ook hier weinig buitenlandse toeristen.
Voor het avondeten weer een menukaart zonder prijzen gekregen, zoals vaker in Syrië gebeurde. Op het vragen naar de prijs wordt niet direct gereageerd. Naar afloop noemt men dan een totaalprijs, wat altijd een mooi afgerond bedrag is. Een uitsplitsing krijg je niet; ook geen bonnetje. Voor omgerekend minder dan 6 euro p.p. voor voorgerecht, soep, hoofdgerecht, thee en vers sap hoef je je daar ook niet druk over te maken. De bediening was dit keer erg snel. Terwijl je de laatste hap nog aan het wegkauwen was, stond het volgende gerecht al weer op tafel. Terwijl we als nagerecht nog aan de thee zaten, werd de tafel waar aan we zaten al weer schoongemaakt en gedenkt voor de volgende gasten (en dat terwijl het restaurant praktisch leeg was). Na een half uur stonden we al weer buiten.
Onderweg naar de grens nog een stop gemaakt in Bosra, bekend van het grootste nog bestaande Romeinse amfitheater in de wereld en goed voor 8000 toeschouwers. Tegen de kruisvaarders had men er later maar een vesting omheen gebouwd. Erg imposant. Daarnaast ligt wat men de oude stad noemt (ongeveer 1500 jaar oud. Erg bizar aangezien over een groot oppervlakte honderden overblijfselen van huizen en andere gebouwen te zien zijn, waarvan in enkele (verdeeld over het hele gebied) mensen bleken te wonen.
Jordanië
Grenscontrole van zowel Syrië als Jordanië ging relatief makkelijk en vlot, terwijl alle niet toeristen al hun bagage mochten uitladen en uitpakken. Eerste stop was Amman, de hoofdstad van Jordanië. Alles was hier gelijk een stuk moderner en westerser. Amman zelf heeft niet veel bezienswaardigheden: Het amfitheater en de citadel zijn de voornaamste. Per taxi naar de citadel gegaan. Taxi’s zijn hier erg goedkoop. Voor een ritje van een kwartier ben je omgerekend ongeveer 1 euro kwijt. De benzine is hier trouwens ook erg goedkoop: 0,50 euro per liter. Onze chauffeur had blijkbaar wel een hele grote omweg gemaakt, wat de taxi terug naar het hotel was 65% goedkoper dan die naar de citadel. Vanaf de citadel heb je een mooi uitzicht over Amman en omgeving. Ook is er een klein historisch museum met o.a. een paar van de “Dode Zee Rollen” van Qumrad (zou teksten van oude testament bevatten) en de oudste beeltenissen (beeldjes) van mensen ooit gevonden (8000 jaar oud…). Het amfitheater was wel aardig, maar viel in het niet bij die van Bosra.
Ons hotel bleek omringt te zijn door zwaarbewaakte militairen en pantserwagens. Het was dit keer niet voor ons, maar voor de gasten in hotel tegenover het onze. Daar bleken hoge buitenlandse delegaties voor het World Economic Forum te zitten. Ook op wegen en verkeerspleinen in de omgeving veel zwaarbewapende militairen. Hierdoor kon ook onze trip naar de Dode Zee niet doorgaan (weg er naartoe gesloten…). In plaats daarvan naar Um Qeis en Ajlun gegaan. Um Qeis was qua ruines (Dacapolis) niet bijster interessant, maar het uitzicht op de omgeving (o.a. het meer van Tiberias (zee van Galilea) en de Golan hoogte was wel de moeite waard. Hetzelfde gold voor de Islamitische vesting van Ajlun. Vanaf het fort ook ver uitzicht op o.a. Jericho. Onderweg een deel vlak langs de grens met Israël (de bezette Golan Hoogte) gereden. Verschillende militaire checkpoints onderweg. Voor ons geen probleem, aangezien een officieel aan ons toegewezen staatsgids (die wel erg veel praatte) en een agent van de toeristenpolitie met ons meereden. Ook afgezakt tot wel 200 meter onder zeeniveau, waar het klimaat ineens weer heel anders is. In de namiddag bezoek gebracht aan Jarash, een enorme Romeinse site, vergelijkbaar met die van Palmyra. Op eerste gezicht weer erg veel pilaren, maar bij nader inzien toch een erg mooie site. Met o.a twee grote tempels, twee amfitheaters, een corridor van 2km met aan beide kanten grote zuilen en een oval pricinct. Avondeten in het hotel. Verrassend genoeg bleken er twee versies van de menukaart in omloop te zien, waarbij de prijzen bij de een 75% hoger waren dan de andere. Uiteraard van de goedkoopste besteld.
Vanuit Amman naar de Dode Zee (toch zeker 50km) stond om de 100 meter een gewapende militair van de special forces en op elk kruispunt nog wat zwaarder materieel opgesteld. Het laatste deel van de weg van geheel afgesloten en daarom afgedraaid naar Mount Nebo. Bij de ingang wel eerst even langs een barricade van het leger. Mount Nebo is de plek waar Mozes het beloofde land overzag en gestorven is. Het bevindt zich op een punt met een prachtig uitzicht over de omgeving. Een end verderop is Madaba, een andere Bijbelse plaats bekend om m.n. de mozaïeken. De kerk waar een zich een oud mozaïek van een kaart Palestina bevond had meer weg van een kermisattractie met veel te veel mensen die elkaar verdrongen voor een blik op het mozaïek. Verder naar het zuiden reizend erg mooi landschap met o.a. de Wadi el Mujib (canyon van 500 meter diep en 5 km breed) en Dana Reserve (ook een canyon maar dan met begroeiing). De reis ging dit keer per grote touringcar, die veel te groot was voor het aantal meereizenden. De verplicht toegewezen en meereizende Jordaanse gids praatte aan één stuk door over wel erg interessante zaken. Aangezien je per rij de speaker zelf aan of uit kon zetten, was er elke stop een beweging naar de achterste rijen in de bus waarneembaar, waar de speakers uit stonden. De gids keek wel erg vreemd op toen na een stop ineens alle speakers bleken uit te staan. Dat weerhield hem er echter niet van om gewoon in de microfoon door te nablijven praten. Was lekker rustig.
Uiteindelijke bestemming was Petra. Daar om 06:30 naar binnen gegaan. We bleken de eersten te zijn. Her en der lag het personeel nog op de grond en kraampjes te slapen. Via een kloof van een paar meter breed en zo’n 100 meter hoog na 1,5 km lopen ineens in alle stilte oog in oog met de “Schatkamer” (zie foto), een uit de rotswand gehouwen graftombe van wel 50 meter hoog. Heel apart. Een stuk verderop nog meer grote graftombes, inclusief een aantal koningsgraven. Ook zijn er Romeinse bouwwerken. Door de omgeving kon je flinke wandelingen maken. De 600 treden omhoog naar bijv. het “Klooster” (ook een grote graftombe) vallen wel “wat” zwaar en zo zijn er nog twee mooie beklimmingen. Het uitzicht van de toppen is echter fantastisch, zowel over Petra als de omgeving waarin het ligt. Bijna bijzonderder dan Petra is de omgeving waarin het ligt: hele vreemde vormen en vooral veel verschillende kleuren gesteente. Tussen 10:30 en 15:30 is het relatief druk met dagjesmensen vanuit Aqaba en Amman, maar daarvoor en daarna is het gebied praktisch verlaten. De plaag van Petra zijn wel de vele ezeltjes die je overal vindt t.b.v. het vervoer van luie toeristen. De verhouding toeristen vs ezels is echter niet in balans. Voor de rest overal kleine stalletjes waar de lokalen hun handelswaar proberen te slijten en kamelenvervoer. Gelukkig is men hier niet zo opdringerig.
Vanuit Petra naar het woestijngebied Wadi Rum gegaan en dit gebied doorkruist met jeeps (of wat daarvoor moest doorgaan). Eentje had al 700.000 km op de teller staan en bijna een ander viel onderweg de uitlaat eraf. Wel erg mooi en stil gebied. We overnachtten in de buitenlucht midden in de woestijn. Gekookt werd voor ons op de lokale manier waarbij een ton werk ingegraven in het zand en daarin een vuurtje werd gestookt. Als de vlammen weg zijn, laat men het eten (kip, uien en hele aardappelen) er in zakken, de deksel er op gedaan en zand over het geheel geschept. Na twee uur wordt het geheel weer uitgegraven en verrassend genoeg smaakte het nog prima ook. In de woestijn mooie zonsondergang. Na een beetje klimwerk op een van de rotsen kun je kijken tot in Saudi Arabië.
Na de woestijn tijd voor het water: Aqaba aan de Rode Zee. Vreemd genoeg zie je als je de plaats binnenrijdt eerst Eilat (in Israël) liggen, wat op een steenworp afstand bleek te liggen. Aqaba is een op moderne op toeristen ingestelde badplaats, al zijn er vrijwel geen bezienswaardigheden. Wel is er het koraalrif, maar dat heeft helaas duidelijk zijn beste tijd gehad. Met een boot met gedeeltelijk glazen boden over een deel van het koraalrif gevaren. Was goed te zien. Mooi gezicht. Daarna nog een duik in de Rode Zee (die trouwens mooi blauw is) genomen. Vanuit Aqaba teruggereisd naar Amman om daar het vliegtuig naar huis te pakken. Onderweg nog gestopt bij de Dode Zee. Door het hoge zoutgehalte blijf je gewoon drijven. Heel apart. Wel oppassen dat je geen water in je ogen krijgt. Na het baden wel goed douchen. Weer mooie zonsondergang. In de verte kon je bovendien Jeruzalem zien liggen. Tot 23:00 aan het strand gezeten. Daarna toch echt moeten vertrekken naar het vliegveld.
Slideshow met foto’s van Libanon, Syrië en Jordanië:
https://youtu.be/uQCCefc__Q8