Reisverslag: Mali
Bamako, Sikasso, Mopti, Savare, Dogon Vallei, Niger-rivier, Timboektoe, Djenne, Segou
Bamako
De reis begon al goed. Eerst was mijn paspoort met visum een paar dagen zoek geraakt bij de (aangetekende) post en daarna bleek een andere zending met daarin mijn tickets helemaal verdwenen te zijn. Na enig heen en weer gebel zouden de tickets opnieuw geprint worden en worden klaargelegd op Schiphol. Aangekomen op Schiphol gemeld bij de handling balie, maar daar lagen geen tickets klaar. Na enig gezoek kwamen ze alsnog boven water, aangezien ze onder de verkeerde naam waren opgeborgen. Daarna met Air France vlot naar Parijs (was langer taxiën dan vliegen) en daar per bus naar een andere terminal. De vlucht naar Mali bleek een halfuur vertraagd te zijn. Eenmaal in het vliegtuig bleek je wel wat erg krap te zitten ten opzichte van andere luchtvaartmaatschappijen. Na nog een uur konden we pas opstijgen, aangezien een passagier vermist werd en daarom ook de bagage uit het vliegtuig gehaald moest worden. Na ruim vijf uur vliegen dan toch nog geland in Bamako, de hoofdstad van Mali. Het duurde even voordat we eruit konden, waarschijnlijk omdat ze de vliegtuigtrap in het donker wat moeilijk konden vinden. De trap af wandelend over het verlaten platform naar de aankomsthal. De paspoortcontrole duurde wel even, ook omdat de stempelaar druk in gesprek was met een bekende. Eenmaal aan de beurt werd alleen maar naar het visum gekeken, waar gelijk een stempel bij gezet werd zonder te checken of het wel mijn paspoort was. Daarna nog even het vaccinatieboekje tonen voor de inenting tegen gele koorts. Heel erg was het blijkbaar niet als je die niet had, aangezien het tegen betaling van 15 euro ook Ok was. Nog even dringen bij de bagageband en daarna nog wat meer dringen bij de X-ray en we stonden buiten. Daar stond een enthousiaste menigte van taxichauffeurs, dragers en andere serviceverleners ons al op te wachten. Met een busje naar de stad, hopend dat al onze bagage daadwerkelijk op het dak was gehesen. Na een half uurtje door het donker rijden al in het hotel.
De wekker, bestaande uit de luidsprekers van de naburige moskee en de plaatselijke haan, ging wat eerder dan gepland af met een volume waar ook de oordopjes niet tegen bestand waren. Het hotel lag in wat in eerste instantie een sloppenwijk leek te zijn, maar wat bij nadere kennismaking een reguliere woonwijk van de hoofdstad bleek te zijn. Het was dus even omschakelen naar de lokale standaard. Om een taxi naar het centrum te pakken, moest je eerst via een stoffig zandpad naar de doorgaande weg lopen. Taxi’s zijn geel, maar als je een andere kleur auto hebt kun je ook taxichauffeur spelen. Na eerst wat onderhandeld te hebben over de prijs, op weg gegaan naar het centrum. Met af en toe wat krappe (zowel links als rechts) inhaalmanoeuvres – waarbij wel toch wel ruim tien centimeter tussenruimte hadden – uitgekomen in de drukke binnenstad. toen bij een van de schaarse stoplichten het licht op groen sprong en het getoeter achter ons toenam, leerde een blik naast me dat onze chauffeur in slaap gevallen was. Hem dus maar even wakker geschud, zodat we weer verder konden. Het gebied rond de centrale markt was een grote chaos, wat later de rest van het centrum ook bleek te zijn. Het was niet geheel duidelijk waar we precies waren afgezet en het ontbreken van enig straatnaambordje hielp ook niet echt om je te oriënteren. Buiten de directe omgeving van de enigszins toeristische kunstmarkt (geen toerist te zien), verrassend weinig fanatieke verkopers die om je heen hingen. Plan was richting de Niger rivier te lopen, maar ondanks vele behulpzame voorbijgangers die ons de weg wezen, kwamen we toch aan een hele andere kant van de stad uit. Onderweg werden we veelvuldig gadegeslagen door de nieuwsgierige bevolking. Maar een taxi genomen naar het nationaal museum. Bij het ticket office aldaar, moesten we nog even wachten op de lokettist die nog achter de balie op zijn matje aan het bidden was. Aardig museum, hoewel praktisch uitgestorven.
Sikasso
Vanuit Bamako door naar Sikasso. Onderweg nog even gestopt bij een wel erg lokaal dorpje (Sambougou) en geluncht onder de bomen in een ander dorpje (Santiebougou), gadegeslagen door de massaal aanwezige plaatselijke jeugd. Onderweg verrassend groene gebieden: akkers afgewisseld met savannes. Sikasso is niet echt een bijzondere plaats. Rond Sikasso nog de heilige rots Missirikoro bezocht. Bijzonder plek, maar afgezien van de overblijfselen van de geofferde kippen e.d. niet veel te zien. Leuker was het de rots te beklimmen, wat je langs een parcours met trapjes en kettingen kon doen. Aardige zonsondergang. Wat lastiger was het om weer naar beneden te komen, aangezien het wel heel snel donker was geworden. In de omgeving van Sikasso nog een Senufodorpje bezocht, waar je nog een deel van de oude verdedigingswal kon zien. Omringt door een horde nieuwsgierige kinderen die je overal volgde, toch nog een stuk muur kunnen zien. Even bang geweest dat niemand op de foto wilde, maar het tegenovergestelde was het geval. Voordeel van een digitale camera is dat ze zichzelf direct kunnen zien als je de foto genomen hebt, wat vaak erg grappige reacties opleverde. Na wat inkopen te hebben gedaan op de markt van Sikasso (weer eens wat anders dan bij de Albert Heijn), uitgerust bij de Watervallen van Farako (3 meter hoog).
Mopti / Sevare
Lange reis naar Sevare. Onverwachts goede weg (geasfalteerd en zonder al te veel gaten). Onderweg stuitten we op de weekmarkt van Kimparana. Echt missen kun je het niet, aangezien die op en langs de doorgaande weg plaatsvond. We hadden nog wat foto’s bij ons van reizigers die daar eerder waren geweest en gekeken of het aanwezige verkopend en kopend publiek de mensen op de foto’s herkenden. Dit lukte aardig en bood weer de mogelijkheid om zelf wat foto’s van de aanwezigen te maken. Later nog even gestopt bij het dorpje Kessedougou. Het was daar wel erg stoffig en de armoede straalde er van af. Desondanks werden we allervriendelijkst ontvangen door het dorpshoofd, aan wie je altijd even toestemming moet vragen om in het dorpje te mogen rondlopen. Ze bleken er een kleine bierbrouwerij op na te houden. Smaakte niet bepaald als het bier dat wij kennen, maar de plaatselijke mannelijke bevolking lustte er wel pap van. Ook weer erg veel kinderen in dit dorp. Niet zo vreemd als je bedenkt dat een gemiddelde Malinese vrouw zo’n 7 kinderen krijgt. Wel is het zo dat de zuigelingen- en kindersterfte in dit land erg hoog is. Voor vertrek nog even wat schriftjes, pennen en ballonnen achtergelaten. Sevare bleek een vrij rustige plaats te zijn, waar buiten de accommodaties en restaurantjes niet zoveel te beleven viel. Het is wel een goede uitvalsbasis voor het hectische Mopti.
Bij de busstop in Mopti had de lokale middenstand zich al duidelijk verheugd op onze komst. Ze leken toch wel enigszins teleurgesteld dat we niet meteen al hun koopwaar afnemen, maar dit weerhield een aantal er niet van om nog zeker 10 minuten met ons mee te wandelen om ons alsnog over te halen. Die ochtend een lokale gids ingehuurd om ons rond te leiden door het stadje. Bij de rivier aangekomen, stond de rest van de plaatselijke middenstand ons al op te wachten. Waar je op veel plaatsen moet afdingen tot een derde van de prijs, moest je hier al snel naar een vijfde van de prijs terug (mede a.g.v. Amerikanen die helemaal niet afdingen). Als je bedenkt dat het gemiddeld inkomen hier niet veel hoger ligt dan 1 euro per dag, kun je ze het ook niet kwalijk nemen dat ze allemaal graag wat aan de toeristen willen verdienen. Eenmaal aangekomen in de haven wacht je een bijzonder schouwspel. Met volledig volgestouwde (met mensen, koopwaar, geiten enz.) bootjes arriveert men in de haven om enerzijds spullen te verkopen en anderzijds weer van alles en nogwat in te kopen voor de dorpen waar ze vandaan komen. Resultaat is een grote mierenhoop van bootjes, mensen, allerlei handelswaar, kippen, schapen, ezelskarretjes, grote stukken zout en wat je verder nog kunt verzinnen. Het leuke is ook dat je allerlei bevolkingsgroepen door elkaar ziet, met elk hun eigen soorten kleding, hoedjes e.d. Kun je uren naar zitten kijken. Ook door de oude stad gelopen, inclusief de vrouwenmarkt waar je je doorheen moest wringen. Heel toevallig waren er op de eerste verdieping van de markt een aantal souvenirwinkeltjes gevestigd, waar de gids ineens alle tijd van de wereld leek te hebben. De rest van de dag maar zelf wat rondgedwaald, maar met een graad of 38 toch maar tijdig een wat koeler terras opgezocht; Daar konden de verkopers ons niet achtervolgen (dachten we…). Ook nog even kennisgemaakt met het plaatselijk veevervoer. Nadat de geiten eerst in een zak werden gestopt waar alleen hun kop nog uitstak, werden ze eerst op het imperiaal van de bus opgestapeld en toen dat vol was, werden de overige 50 nog in de bagageruimte onder de bus gestopt.
Dogon Vallei
Na de drukte van Mopti zijn we naar de Dogon Vallei gegaan. Onder leiding van een lokale Dogon gids een vijfdaagse trekking langs de Falaise de Bandiagara, een 200 km lange rotswand van zandsteen. Zo veel geleerd over het volk dat hier woont: de Dogon. Deze bevolkingsgroep leeft nog grotendeels volgens oude gewoontes en is Animistisch. Heel apart. Mooie cultuur.
In een van de dorpjes waar we overnachten zouden we een voorstelling te zien krijgen van de plaatselijke (nog grotendeels jeugdige) dansgroep. Als je dan denkt dat ze voor de toeristen in de tuin van het hotel optreden (bij afwezigheid van hotels in ons geval: voor onze tentjes), dan heb je het mis. In de buurt van het kampement werd een kampvuur gemaakt (er is geen stroom of stromend water in dit gebied). Als tribune werden wat bankjes van her en der aangesleept. De dansers hadden ook nog wat muzikanten meegenomen (10) en verrassend genoeg ook een groot deel van de rest van het dorp (zeker 200 mensen…). Wel een erg gezellige bedoening allemaal die 1,5 uur duurde, inclusief een soort theateropvoering waar de plaatselijke bevolking erg om moest lachen. Het geheel werd afgesloten met gezang, enigszins bijgelicht door onze zak- en hoofdlampjes omdat het brandhout op was. Na afloop was iedereen wel heel erg snel in het donker verdwenen.
Gezien de afwezigheid van hotels in het gebied, werd er gekampeerd bij zgn. kampementen. Daar kon je je tentjes opzetten en had je WCs en wasgelegenheid. Bij dat laatste moet je je niet al te veel voorstellen. De WC was op overal niet meer dan letterlijk een gat in de grond met een (vaak niet al te hoog) muurtje er omheen. Bij eentje was het muurtje dusdanig hoog dat je bij een bezoek vrij uitzicht had op de omgeving. Het washok was meestal ook een ruimte met een muurtje er omheen, maar dan met een emmer water om je mee te wassen. Wel lastig als de provisorisch gemaakte deur er dan uitvalt. Kamperen kon je meestal ook op het dak of – zoals op een plaats – op het pleintje voor het plaatselijke kerkje. Onze grote bagage werd vervoerd per ezelskar, het plaatselijke vervoersmiddel. De kok hadden we zelf mee, evenals het meeste benodigde proviand. Ter plekke werd er dan voor ons gekookt. Onverwachts toch wel lekker, iets wat je in Mali altijd maar moet afwachten. De laatste dag gingen we 200 meter bergopwaarts en werden wat dragers ingehuurd om de zware bagage te dragen. O.a. mijn bagage bleek op het hoofd van een dame op slippers vervoerd te worden en dat terwijl haar baby op haar rug gebonden zat.
Onderweg konden we de plaatselijk bevolking verblijden met de colanoten die we hadden ingeslagen. Maak je veel vrienden mee. De colanoten zouden in Nederland trouwens in de categorie stimulerende middelen vallen. Bij ontmoetingen van de bevolking onderling heeft men een aparte manier van begroeten. Na te vragen hoe het met je gaat, hoor je ook te vragen hoe het met de kinderen gaat, de ouders, de ooms en tantes tot en met je kippen. Uiteraard hoort de ander hetzelfde te doen. Het spreekt voor zich dat dat even duurt, zeker als je meerdere mensen tegenkomt. ‘s Avonds op tijd naar bed, aangezien je ‘s morgens op tijd (06:00) weer op moest. Een wekker hoefde je niet te zetten, aangezien de plaatselijk huisdieren (hanen, kippen, ezels, koeien, e.d.) massaal even na zessen van zich laten horen. Vroeg vertrekken was wel zo prettig, zodat je niet in de brandende zon hoefde te lopen. Op het heetst van de dag werd altijd een siësta gehouden van een paar uur.
In de vallei ook Kerstmis gevierd. Was wel weer even wat anders. Naast Moslims, leven er ook wat christenen in de vallei. Bieden vermengt met de lokale Dogon religie. Laatste dag nog een maskerdans bijgewoond op een wel erg mooie lokatie. Wel apart, hoewel speciaal voor de 20 aanwezige toeristen uitgevoerd. Terug in het dorpje werden we nog even bij een jagersfamilie uitgenodigd, waar de vader des huizes vol trots zijn (zelfgemaakte) geweer toonde, deze vulde met kruid en deze met een erg luide knal afschoot. Erg veilige afstand gehouden…
Timboektoe / Tombouctou
Na weer in de bewoonde wereld te zijn geweest en met vele genot een warme douche te hebben genomen, verder gereisd richting Timboektoe. Nu per lokale houten boot over de Niger Rivier voor een tocht van 400km. Erg vroeg (05:00) vertrekken om voordat de wind opstak de Lac Debo over te varen. Een vierkoppige bemanning ging mee: de schipper, zijn hulpje, een kokkin en een jongen om te hozen, aangezien de boor niet geheel waterdicht bleek te zijn. De maaltijden werden achter op het bootje vers bereid. Vers hield in dat er een kippenhok meeging en daaruit twee kippen met enig gesputter in de lunch verdwenen.
Overnacht werd er in tentjes aan de oever. Een avond kregen we daar bezoek van twee dorpelingen uit de buurt, aangezien we de tentjes blijkbaar midden op de (nachtelijke) karavaanroute hadden neergezet (wat ‘s nachts dus wel te horen was). Op het bootje zelf was het erg fris ‘s morgens – we vertrokken steeds zodra het ligt werd rond 06:15 – , zeker als er een windje stond. De rivier zelf was een stuk breder dan verwacht en op een paar kleine vissersbootjes na, praktisch verlaten. Ook langs de oever was er nauwelijks bebouwing. Nog wel even de oortjes en oogjes van een verdwaald nijlpaard gezien. Aangekomen in het haventje van Timboektoe waan je je gelijk al een beetje aan het einde van de wereld. Naar de stad loopt een geasfalteerde weg, maar in de stad ligt er alleen maar zand in de straten. Als je Timboektoe binnenrijdt, lijkt het stadje in eerste instantie drie keer niks: heel erg stoffig (ook merkbaar is alles wat je eet) en veel oude lemen huizen, afgewisseld met tenten van de Toearegs.
Bij nadere kennismaking heeft Timboektoe toch zo z’n charme. Vanaf het terras kun je het begin van de Sahara zien liggen. Daarachter is er niets dan zand. We hadden wel erg veel geluk, want ons bezoek viel samen met het Islamitische Tabaski, het eindejaarsfeest. Dit hield o.a. in dat mensen in hun beste tenue naar het ochtendgebed gingen, wat voor deze gelegenheid in een groot soort park plaatsvond waar honderden gelovigen zich hadden verzameld. Mochten we zelf op afstand bij meekijken. Daarna vond de grote slachting plaats, waarbij iedere familie een schaap offert. Later op de dag hadden we ook nog het geluk dat we een zoutkaravaan uit de Sahara zagen arriveren: kamelen behangen met platen zout. Deze karavanen zijn twee weken onderweg om vanaf de zoutmijnen de bewoonde wereld te bereiken. Hoewel het hoogseizoen was, was ook hier maar een handjevol toeristen te bekennen.
Djenne
Vanuit Timboektoe weer terug naar de bewoonde wereld. Aangezien er vanuit Timboektoe geen doorgaande wegen zijn, werd het een tocht per landcruiser (4×4). Erg vroeg vertrokken (05:30) om het eerste pontje over de rivier te kunnen halen, want als die vol is moet je drie uur wachten op de volgende. Ging goed. Daarna was het zeker 6 uur zandhappen en op een neer stuiteren totdat we bij de verharde weg waren. Veel uitzicht had je niet onderweg door de harde wind die het Sahara-zand over de vlaktes van de Sahel joeg. In de middle of nowhere ineens een checkpoint van de politie, waar ook tol moest worden betaald voor de weg die nog aangelegd moest worden. Politie/douane checkposts zijn er overal in het land, meestal bestaande uit een aantal lege olievaten op de weg met daarnaast een aftands huisje, tent of andere constructie. Onderweg ook nog een groepje moren tegengekomen, compleet met een karavaan van ezeltjes. Ze hadden duidelijk behoefte aan drinkwater in dit kale en uitgestorven gebied, dus maar een deel van onze watervoorraad gedoneerd. Zo ook een slaapzak, waarbij de chauffeur nog wel even aan hen moest uitleggen wat het was. Voordat we op de verharde weg waren, moest nog even drie maal een lekke band worden verwisseld. De uren daarna ook weer eentonig uitzicht. Onze chauffeur leek onderweg even in slaap te vallen, waarna wij allemaal weer erg alert waren.
In Djenne aangekomen, bleken we ditmaal niet de enige toeristen te zijn. Je kreeg bij het kampement de indruk een Van der Valk Motel binnen te rijden. Was wel een wennen. Iedereen komt voor de weekmarkt, die er vanwege Nieuwjaar niet bleek te zijn. Weer een gids ingehuurd, maar deze was niet erg spraakzaam en bovendien slecht te verstaan. Maar snel weer geloosd dus. Ten opzichte van andere plekken waar we geweest zijn, was de sfeer minder. De belangrijkste attractie van Djenne is de Moskee. Dit is de grootste lemen (lees: modder) constructie ter wereld. Ook nog wat dorpjes in de omgeving bezocht met paard en wagen. Bleek achteraf een typische tourist trap te zijn. De zon liet zich nauwelijks zien. Niet vanwege bewolking, maar door stof / zand dat in de lucht hing. In combinatie met de zanderige straatjes was het weer flink zand inhaleren.
Segou
Op weg naar Segou nog donkerder door zand/stof. Zal nog wel een tijdje zo blijven is de verwachting. Daardoor ook een stuk koeler. Segou zelf is wel een aardig plaatsje aan de Niger rivier, maar erg veel is er niet te beleven. Wel kun je er erg lekker eten en had het hotel zowaar een zwembadje.
Terug in Bakamo was het wel weer even wennen. Het zand uit de lucht was ondertussen weer verdwenen en had plaats gemaakt voor de brandende zon. De drukte en herrie van de grote stad stond in schril contrast tot de rust en leegte van de laatste weken. Na een paar uurtje ronddwalen maar weer snel de rust van het hotel opgezocht.
Inchecken voor de terugvlucht kon al overdag bij het kantoor van Air France in de stad. Wel zo handig, zodat je pas vrij laat naar het vliegveld hoefde. Je hoefde op het vliegveld niet op het gate nummer te letten, aangezien er maar één was. Na de gebruikelijke controles, bleek er naar het vliegtuig lopend op het platform nog een bagagecontrole vlak voor de vliegtuigtrap te zijn, waar alle handbagage relatief grondig werd doorzocht. Erg praktische plaats zo ‘s avonds midden op het schaarsverlichte platform, waar het in de wind toch aardig fris was. Bijna op tijd vertrokken en bij de overstap in Parijs, blij te zien dat onze bagage op de kar naast ons vliegtuig naar Amsterdam stond en dus uit Mali was meegekomen. De blijdschap was van korte duur, want op Schiphol bleek dat niemand de moeite had genomen om de bagage – die op 10 meter afstand van het vliegtuig stond -, ook daadwerkelijk in het vliegtuig te stoppen…….
Slideshow van mijn foto’s van Mali (1/3):
Slideshow van mijn foto’s van Mali (2/3):
Slideshow van mijn foto’s van Mali (1/3):
Filmpjes van Mali: