Reisverslag Namibië, Botswana, Zambia & Zuid-Afrika
Namibië
Relaxte vlucht via Londen en Johannesburg naar Windhoek. Onderweg nog uitgebreid videoprogramma inclusief Disney’s kapitein Nemo. Vliegend naar Windhoek erg veel zand en nauwelijks enige bebouwing gezien. Het vliegveld van Windhoek was niet erg groot: buiten ons vliegtuig was het leeg. Het militaire ontvangstcomité bleek niet voor ons te zijn. Erg serieus kijkende beambten bij de paspoortcontrole, maar na enige tijd toch twee stempeltjes in het paspoort gekregen. Bij de bagageband bleek bijna (..) alle bagage aangekomen te zijn.
Per omgebouwde Nederlandse legertruck (Albert genaamd) naar Windhoek gereden. Het vliegveld bleek geriefelijk op zo’n 50 kilometer afstand van de stad te liggen, midden in de woestijn. In Windhoek een deeltje van de toeristische route bewandeld, al was niet geheel duidelijk wat er toeristisch aan was. Volgende ochtend nog even inkopen gedaan en in een half uur wandelen het gehele centrum bewonderd, zover er überhaupt iets interessants te zien was. Namibie moet het duidelijk van de natuur hebben Bij toeval op straat twee vrienden tegengekomen (voor insiders: Erwin en Sandra). Na de inkopen voor de komende dagen te hebben gegaan per truck een lange reis (7 uur) naar Sesriem gereden. Erg stil op de weg (of wat daarvoor moest doorgaan). Ook erg kale omgeving over de Remhoogte, maar al die leegte heeft toch ook wel iets speciaals. In Sesriem de tentjes opgezet. Sesriem ligt aan de rand van het Namib Naukluft Park dat 50.000km2 bestrijkt en behoort tot de droogste woestijnen in de wereld).
Om 05:00 op (hoezo vakantie?) en om 05:45 weer in de truck op weg naar Dune 45 voor de zonsopgang. Er komen was al een aardige reis, maar daarna moesten we ons nog 150 meter omhoog ploeteren door het mulle zand. Wel erg mooi kleurenspel met licht en donker op hoge rode zandduinen. Weer beneden aangekomen eerst vijf kilo zand uit de schoenen verwijderd. Met al die bezoekers zal op het parkeerterrein binnenkort wel een nieuwe duin verrijzen. Daarna doorgereden naar Sossusvlei, een zoutpan omringt door hoge zandduinen. Per jeep verder de Vlei (Vallei) in. Door ene Boesman (het was niet duidelijk of dat zijn echte naam was) een drie uur durende wandeltocht door het zand gemaakt (lekker warm) en van alles geleerd over leven in de woestijn (kevertjes, boompjes met wortels die tot 80 meter diep reiken) en de Boesmannen (ook wel bekend als de bosjesmannen) die daar gewoond hebben. Erg interessant, al had het in de hitte wel iets korter van stof mogen zijn. Terug op de campground bleken we te zijn verbannen van onze plek en moesten we met tentjes en al verhuizen van een koele plek onder een boom naar een geriefelijke plek in de brandende zon. ‘s Avond nog door de Sesriem Canyon gewandeld en daar de zonsondergang bewonderd.
Na zonsondergang bleek het ijzig koud te worden. Een simpele fleece trui voldeed niet echt. Tentjes maar goed afgesloten tegen schorpioenen, slangen en ander gespuis. In de verte werden ‘s avonds nog wel een jakhals gesignaleerd. Volgende dag om 07:00 weer op om naar Swakopmund te reizen. Erg koud achter in de truck. Onderweg nog gestopt in een internationaal bekend gehucht (1 huis, een kleine lodge en een benzinepomp midden in de woestijn) genaamd Solitaire en daar een groot stuk warme Apfelstrudel gegeten. Vreemd genoeg was het er bomvol, ook al was er de wijde omgeving geen leven te bekennen en waren we onderweg vrijwel niemand tegen gekomen. Dat bleef zo tot aan Swakopmund, waar het bewolkt en een stuk frisser bleek te zijn.
Blijkbaar de tweede stad van het land, maar erg groot was het niet. Namibie heeft nog geen twee miljoen inwoners, dus niet zo verwonderlijk. De stad doet Duits aan inclusief gebouwen in Jugendstil, al is het op een wat Amerikaanse wijze. ‘s Avonds in een restaurant Wiener Schnitzel gegeten. Onze serveerster heette Heike, een zwarte dame. Overnacht werd in een soort Center Parc complex (maar dan anders) aan de rand van het stadje. Achter het hek met NAVO prikkeldraad was voor de zekerheid nog een hek geplaatst dat onder stroom was gezet.
Volgende ochtend op Quad Bikes over de enorme zandduinen in de omgeving geraced. Erg gaaf met 80 km per uur. Je werd af en toe wel flink gezandstraald. Eentje tuimelde met Quad en al van een steile duinhelling af, maar dat liep toch nog goed af. Anderen waren gaan zandsurfen van hoge duinen af op een surfplank (lees: hardboard plakje). Erg leuk, maar enig nadeel daarbij was dat je die dus eerst moesten beklimmen en dat je flink aan het zandhappen bent op weg naar beneden. Alles werd gefilmd en ‘s avonds vertoond in een café in de stad.
‘s Middags nog op een township tour geweest. Een beetje nep de bezoekjes aan een paar “authentieke” bewoners, maar wel de manier om de townships in te kunnen. Al snel bleek dat de stad die wij als toeristen zagen, maar een klein deel van de werkelijkheid vertegenwoordigde. Het grootste deel van de zwarte bevolking woont in de townships. Hoe verder je de townships in kwam, des te slechter de huizen. De verste wijk bestond uit bouwsels die van allerlei restmaterialen waren opgebouwd. Water en elektriciteit waren alleen op een paar centrale punten beschikbaar. In een aantal bouwsels binnen geweest. Van buiten niet om aan te zien, maar van binnen wist men er toch nog wat gezelligs van te maken. Na afloop nog een lokale maaltijd geserveerd gekregen, inclusief gebakken wormen. Niet mijn lievelingsmaal, maar wel eetbaar. De hele tour koste een forse 40 US dollars, waarvan de helft naar de gemeenschap gaat. Na alle ellende weer gezien te hebben, in de echte stad maar weer uitgebreid uit eten geweest (een stuk Oryx).
Volgende ochtend doorgereisd naar Cape Cross, waar de eerste Europeaan voet aan wal zette. Nog bekender is het echter door de seals die hier permanent bivakkeren. Voor het geval dat je het kabaal dat ze maakten nog niet gehoord had van grote afstand, verspreiden ze speciaal voor de toeristen nog een een ongelooflijke stank (ruikt naar rotte vis). Je kon de beesten tot op een paar meter afstand benaderen. Erg bijzonder. Het was een drukte van jewelste (op de rotsen wel te verstaan): de paar duizend seals lagen door en over elkaar, soms wel driedubbel dik. Van daaruit doorgereisd naar Ethosha National Park. Eenmaal daar binnen gelijk al veel dieren te zien. Fantastisch gezicht. Vreemd te zien dat in zo’n relatief kaal gebied zoveel dieren leven.
06:00 weer op, aangezien het meeste wild net na zonsopgang en vlak voor zonsondergang te zien is bij de drinkplaatsen. Weer een fotorolletje volgeschoten. Apart is wel het zoutmeer dat in het midden van het park ligt zo ver je kunt kijken. Het meer staat al jaren kurkdroog. Mooi gezicht als je de kuddes dieren er over ziet langstrekken. De campground lag in de buurt van een drinkplaats, die je vanaf een soort publieke tribune (gewapend met meegenomen drankjes en fototoestel) kon bekijken. O.a. veel olifanten die redelijk dichtbij langskwamen gezien (en vooral gehoord) en ook een paar neushorens. Volgende dag weer veel wild gespot. Doordat het zo droog is zijn ze vaak in de buurt van de drinkplaatsen te vinden. Vlak naast de weg nog een drietal leeuwen kunnen bewonderen (op nog geen 10 meter afstand). Ze waren zo dichtbij dat zelfs onze begeleiders de fototoestellen tevoorschijn haalden.
Om 06:30 weer op voor weer een lange reisdag. Redelijk eentonige weg. Iedereen dommelde dan ook onderweg in slaap. Voor het eerst een echt Namibisch dorpje gezine met van die hotjus die je je voorstelt als je aan Afrika denkt.
Botswana
Vanuit Ethosha naar Divundu gereisd en daar de tenten opgezet aan de oever van de Okavanga rivier met uitzicht op Oeganda. Van daaruit met een klein groepje naar de Okavanga Delta gereisd in Botswana. De bankjes achter op de Jeep waren precies op juiste grootte voor Botswaanse kinderen en daar moest onze bagage dan ook nog bij. Ver kon het niet zijn, dus maar opgevouwen op weg gegaan. Na een half uur de Namimische grens bereikt en daar de benodigde stempels verzameld. Daarna lopend naar de Botswaanse grens, alwaar hetzelfde tafereel volgde. Naar de door ons ingevulde formuliertjes werd nauwelijks gekeken. Binnen 10 minuten beide grensformaliteiten afgehandeld en doorgereden naar de rivier. Daar bleek echter onze boot niet te zijn, maar wel een pont die ons met Jeep en al naar de overkant bracht. De pont zelf was in feite in ponton met aan weerszijden een buitenboord motor er aan vastgelast. Eenmaal droog aan de andere kant aangekomen te zijn, bleek ons startpunt nog een 2,5 uur verder rijden (in opgevouwen toestand) te zijn over lekkere stoffige wegen.
Na drie uur waren we inderdaad bij ons vertrekpunt. Daar werden we in een paar bootjes (soort uitgeholde boomstam, maar dan van plastic) overgeladen om ons door het riet in drie kwartier naar een onbewoond eilandje te laten varen. Per twee personen half onderuit liggend met achterop een zgn. pooler die de boot vooruit duwde. Erg relaxed zo tussen het reit. Ook erg leuk als je langs de oever een paar olifanten hoort en later ziet langskomen. Na onze tentjes te hebben opgezet en een gat in de grond te hebben gegraven die dienst moest doen als WC, een zgn bush walk gedaan op een ander eiland. Een bush walk is een wandeling in een wildpark, waarbij je dus tussen het wild loopt en dus niet weet wat je op je pad zal aantreffen. Heel apart. Met z’n achten en vijf begeleiders + kok op pad gegaan na eerst nog wat instructies te hebben gekregen over o.a. wat te doen als je een olifant tegenkomt (zigzag wegrennen) of een buffel/ nijlpaard (in een boom klimmen – indien aanwezig). Veel wild gezien. Op het pad ook nog een door leeuwen aangevreten kudu gezien. Overal zag je sporen van dieren. Hele speciale ervaring.
Terugvarend in de gammele bootjes nog twee nijlpaarden tegengekomen (twee ogen en twee schattige oortjes),met daaronder (onzichtbaar) een 1,5 meter breed lichaam van 1500 kilo. Maar een beetje uit de buurt gebleven. ‘s avonds en ‘s nacht nog regelmatig kunnen genieten van het gebrul van een nijlpaard, die als je in je tent ligt er vlak achter lijkt te staan. Volgens onze gidsen zat ie echter wel zo’n 75 meter (..) verderop. Heel apart zo kamperen in de wildernis. Overal hoorde je geluiden, die snel in aantal toenamen (en in afstand afnamen) zodra het kampvuur uitging. Deze werd dus maar weer snel aangestoken door onze begeleiders.
Volgende ochtend nog een bush walk op een ander eiland gedaan. Daar met name bijzondere vogels en olifanten gespot (inclusief eentje die al een maand dood was en enigszins stonk). Na de tenten weer te hebben opgebroken, teruggegaan naar de vaste wal en daar overgestapt op een speedboat. Erg gaaf. Onze bagage ging vreemd genoeg mee op twee aparte speedboats, al was er plek zat op die van ons. Zo verdiende blijkbaar iedereen een beetje aan ons. Met hoge snelheid over de Okavanga rivier geraced, met stops zodra er krokodillen, nijlpaarden of bijzondere vogels te zien waren. Redelijk wat gezien, zowel op het land als in het water. Op de terugweg weer vlot de grensformaliteiten afgehandeld en en passant nog een groepje gestrande reizigers opgepikt van wie de truck het had begeven in the middel of nowhere.
Volgende ochtend om zes uur weer op pad. Dit keer naar Zambia via Botswana. Erg lange reis langs niet erg interessant landschap. Aan de grens met Botswana (omringt door grote Baobabs) weer vier stempeltjes verzameld. Nog een Tornado-tje gezien. Wel redelijk dichtbij, maar gelukkig niet zo dichtbij dat we gezandstraald werden achterin de (open) truck. Ook hier en daar nog wat wild gespot. Vlak voor de grens met Zambia was het wachten op de ferry. Daar bleek er nog maar één te zijn, aangezien de tweede de dag ervoor was verongelukt (men was de doden nog aan het bergen…). Het was niet geheel duidelijk hoe de volgorde om op de ferry te mogen was geregeld, maar het leek erop dat en het goede maatjes zijn met de regelaar en het hebben van een grotere truck de voornaamste criteria waren. Na twee uur (17:30) stonden we nog steeds te wachten, terwijl om 18:00 de grens van Zambia zou sluiten en het ook donker zou worden. Onze begeleider had een list bedacht en stuurde ons alvast als voetgangers naar de overkant om daar de grensformaliteiten af te handelen. Men moest dan bijna wel de truck overvaren, omdat we anders zonder spullen zouden stranden. En dat leek te werken. Om 17:58 was ook de truck over (de rivier is de grens). In het donker verder gereden naar Livingstone, met zowel links als rechts hier en daar een bosbrand die gelijk de weg markeerde.
Zambia
De Campground bleek buiten de stad te liggen. Ook al hoefden we niet zo vroeg op, uitslapen was er niet bij aangezien onze campground praktisch naast de startbaan van een vliegveldje lag en daar leven was zodra het licht werd. Met z’n vieren en taxi genomen naar de Victoria Falls. Voor 10 US dollar wilde de taxichauffeur ons brengen en op een gezet tijdstip ook weer afhalen. Toegang voor de Falls (of beter: het park ervoor) was 10 US dollar, wat nog meeviel t.o.v. de toegangsprijs in Zimbabwe (30 US dollar). De Falls liggen op de grens van beide landen. De watervallen (100 meter diep) waren indrukwekkend, maar toch minder spectaculair dan verwacht. Dat kwam voornamelijk door de lage waterstand in de Zambezi rivier. Wel kun je daardoor vrij diep kijken zonder last te hebben van de mist. Vanuit Zambia kun je maar een derde deel van de Falls zien, maar kun je wel aan de zijkant van de Falls komen. Er was een mooie regenboog te zien (vermoedelijk altijd). Het was vrij rustig en lekker fris in de neerslag van de watervallen. Nog even uit het park geweest om over de Victoria Bridge te lopen die over de Zambezi rivier gaat en niemandsland is. Eerst even gecheckt of we weer terug mochten op ons visum of dat we dan weer een nieuw visum moesten aanschaffen (25 US dollar). Nieuw visum was niet nodig volgens de grensbeambte. Als bewijs scheurde hij een stukje papier af van een willekeurig document dat in zijn buurt lag, zette daar een tempel op en een paraafje. Blijkbaar voldeed dat en konden we de grens over zonder ook maar onze paspoorten te moeten laten zien. Het was druk op de brug, aangezien er TV opnames waren voor het programma “the strongest man of the world”. De heren moesten een treinwagon vooruit trekken. Het is maar waar je zin in hebt in de brandende zon. Nog een paar honderd meter Zimbabwe in gelopen, maar gezien de situatie daar en de hoge visumkosten maar niet door immigration gegaan. Terug bij de Zambiaanse grens bleek het zwaaien met het vodje papier al genoeg te zijn om het land in te komen.
De volgende dag stond het raften op de Zambezi rivier op het programma (95 US Dollar). Na een wel erg grappige introductie, gewapend met zwemvest, helm en peddel afgereisd naar de Zambezi rivier, 200 meter van de Victoria Watervallen. Met z’n zevenen werden we na een steile afdaling van 100 meter in een van de rubberboten gedirigeerd. Onze begeleider leek qua vriendelijkheid wel een familielid van Mugabe te zijn, maar goed was ie wel. Eenmaal in de rubberboot kregen we een spoedtraining raften. Dit bestond uit de commando’s “peddle”, “peddle hard”, “get down”, “go left” (van de boot) en “go down”. Na dit een paar keer geoefend te hebben met een stroomversnelling en het geluid van denderend water op de achtergrond, kon de tocht van zes uur beginnen. Erg ontspannen was de start niet, aangezien je voor je bij de eerste stroomversnelling een aantal boten al ondersteboven zag gaan. Niet echt motiverend. En toen was het onze beurt. Het leek even goed te gaan, maar na een flinke golf van links lag de helft van de groep in het water. De vreugde dat ik er nog in zat was van korte duur, aangezien de rest er een paar seconden later ook uit gekieperd werd. Het duurde wel erg lang (een seconde of zeven) voor ik weer boven water was. Niet echt fijn. Door de stroming werd je blijkbaar naar beneden getrokken. Je bent zo lang onder water dat je zelfs tijd hebt om na te denken over wat je zult aantreffen als je weer boven water komt (hard stromend water dus..). Voor de mensen die de boot niet meer konden bereiken, waren er een aantal kajakkers die de drenkelingen opvisten. Weer terug in de boot vraag je toch even af waar je aan begonnen bent (nog 21 stroomversnellingen te gaan….). Gelukkig ging het bij de tweede en derde wel goed, al konden we onze drill sergeant vaak niet goed verstaan. Dat een van de deelnemers daar doorheen ook nog (ongevraagd) eigen commando’s gaf, hielp ons niet echt. Bij de vierde sloeg ik wederom overboord. Na later bleek doordat degene die achter mij zat zich aan mij vasthield (terwijl hij uit de boot viel…), i.p.v. aan het touw van de boot. Het was hangend aan een touw aan de zijkant van de boot wel flink waterhappen tot we aan het eind van de stroomversnelling kwamen. Aan adrenaline stoten geen gebrek.
De rest van de versnellingen kwamen we wel goed door, zodat je ook echt van het raften kon genieten en ook van de prachtige omgeving genoten kon worden. De Zambezi rivier ligt in dit gebied in een canyon van tussen de 80 en 100 meter diep. Erg mooi. Hoe verder je van de watervallen komt des te verder de stroomversnellingen uit elkaar liggen. Deze route bleek een van de heftigste rafting routes te zijn die je in de wereld kunt doen. De rechteroever is Zimbabwe, de linkeroever Zambia. Aan het eind wees onze begeleider ons nog even een aantal krokodillen die aan de kant lagen te rusten. Erg fijn te weten (…). Aan het eind van de 24 km kon je of 80 meter omhoog klimmen en met een bus terug of je laten oppikken door een helikopter (110 US Dollar). Dat laatste gedaan. Was erg spectaculair. De helikopter vloog laag over het water in de canyon terug, zodat je je net in een James Bond of Airwolf film waande. Daarna nog even een paar rondjes over de Victoria Falls gevlogen om na 20 minuten weer op de grond te staan. Per taxi naar de campground. De ingang werd echter geblokkeerd door een groep olifanten. ‘s Avonds tijdens de barbecue werd op een groot scherm de video getoond van onze verrichtingen (te koop voor 45 US Dollar). Uiteraard veel leedvermaak.
Botswana
Volgende dag nog een paar uurtjes bij de Victoria Falls doorgebracht en daarna doorgereisd naar Botswana. Dezelfde ferry weer terug. Dit keer ging het wat sneller; binnen een uur stonden we aan de overkant. Weer wat extra stempeltjes verzameld voor het paspoort en gewaad door een desinfecterend goedje. Aan de grens bleek dat de dame die de stempels zette er ook een privé winkeltje op na hield. Uit haar koelbox verkocht ze blijkbaar koude blikjes frisdrank aan haar collega’s en voor de juiste prijs konden wij die ook wel van haar kopen. Daarna nog even lopen door een desinfecterend goedje. Aangekomen in Chobe National Park was het gelijk een stuk warmer. De campground bleek overbooked, maar voor ons werd nog een drassig plekje ver weg gevonden. Er was een (erg vroeg gesloten) bar aan de rivier met prachtig uitzicht. Onder genot van een koel drankje de zonsondergang bewonderd. Vlakbij kwam een Nijlpaard langs gedreven, natuurlijk net op dat ene moment dat we geen fototoestel bij ons hadden. Prompt komt even later ook een krokodil langs gezwommen.
Om zes uur ‘s morgens al weer in een Jeep gestapt voor een gamedrive door het National Park. In het National Park waren al gelijk meer dan honderd olifanten te zien. Dat onze jeep op een gegeven moment vrijwel geheel ingesloten was door olifanten, was achteraf gezien waarschijnlijk niet zo’n goed idee. Wel heel apart zo dichtbij. Verder eigenlijk niet veel te beleven. Erg begaan met ons was onze chauffeur niet, aangezien we al een uur eerder terug waren dan de rest van de jeeps. Na afloop bleek dat terwijl wij in het Nationaal Park enigszins verveeld rustig wat thee aan het drinken waren, een paar honderd meter verderop alle andere toeristen een groep leeuwen met prooi aan het bewonderen waren. Terug in het kamp bleken we bezoek te hebben gehad van een wrattenzwijn, die onze wijncontainer bleek te hebben leeggedronken. Iets verderop lag hij met een zware kater in de bosjes. Overdag was het te warm om wat te ondernemen. Dat gold niet voor de babooms, die onze tenten en eetvoorraad probeerden te plunderen. Aan het einde van de middag met een bootje de rivier over gevaren. Erg mooi. Langs de oevers veel bijzondere vogels. Ook erg veel krokodillen die tot op minder dan 10 meter benaderd konden worden (vond niet iedereen even prettig…). Ook veel buffels en olifanten gezien. Een van de hoogtepunten was toch wel een groep van 30 nijlpaarden die in het water lagen.
Weer erg vroeg op voor een lange reis naar Zuid Afrika. De route door Botswana naar Zuid Afrika was niet erg interessant. Onderweg dus maar lekker geluierd. Overnacht in een lokale lodge. Er waren luxe kamers met bad en WC, maar daar heb je niet zoveel aan als er geen water is. Volgende ochtend vrij soepel de grens met Zuid-Afrika overgestoken. Waarschijnlijk heeft Zuid-Afrika het meeste prikkeldraad per m2 in de wereld. Overnacht in de buurt van het plaatje Onbekend en voor het de vlucht terug nog even gewinkeld in een gigantisch winkelcentrum in Pretoria. Vanaf Johannesburg via Londen (waar men nog steeds bij verschillende cafetaria geen Euro’s accepteren) teruggevlogen naar Amsterdam.
Slideshow met foto’s van Namibië en Botswana:
https://youtu.be/ZhWmGgdTLdo